EPBD IV en Energieopslag: Europese richtlijn zet volgende stap in energietransitie van gebouwen
De vierde versie van de Europese Energy Performance of Buildings Directive (EPBD IV), officieel vastgesteld in april 2024, luidt een nieuwe fase in voor de verduurzaming van gebouwen in Europa. Met ingang van mei 2026 moet Nederland deze herziene richtlijn volledig hebben opgenomen in de nationale regelgeving, waaronder het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl), het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl), en de Omgevingsregeling. De implementatie legt specifieke nadruk op electriciteitsopslag en warmteopslag als integraal onderdeel van technische bouwsystemen, met substantiële gevolgen voor zowel utiliteitsbouw als woningbouw. De wijzigingen zijn in detail uitgewerkt in de Conceptregeling tot wijziging van het Besluit bouwwerken leefomgeving, gepubliceerd via de internetconsultatie (juli 2025)
Wat is EPBD IV?
EPBD IV is onderdeel van het Europese Green Deal-programma en is juridisch vastgelegd in Richtlijn (EU) 2024/1275. De richtlijn bevat een sterkere nadruk op hernieuwbare energie, systeemintegratie, digitalisering van installaties en de rol van opslag. In de herziene Omgevingsregeling wordt expliciet verwezen naar de nieuwste versie van de bepalingsmethode (NTA 8800:2026), waarmee de richtlijn technisch wordt vertaald naar Nederlandse wetgeving.
Artikel 13 van de EPBD breidt de definitie van technische bouwsystemen uit met “energieopslag ter plaatse”. Dit betekent dat vanaf 2026 batterijen, thermische buffers en andere opslagvormen formeel worden meegenomen in energieprestatie-eisen. Hoewel dit geen directe regeldrukeffecten veroorzaakt voor gebouwbeheerders, effent het wel het pad voor structurele erkenning van opslag als bouwkundige systeemcomponent.
Wat verandert er?
Een fundamentele wijziging in EPBD IV is de expliciete opname van “energieopslag ter plaatse” als onderdeel van de definitie van technische bouwsystemen. Dit betekent dat energieopslag – inclusief warmteopslag – nu wettelijk wordt erkend als cruciale component in het ontwerp, de renovatie en het beheer van gebouwen.
Een van de meest concrete en relevante wijzigingen ligt in de energieprestatieberekening zelf. De EPBD IV verplicht lidstaten om ook de positieve invloed van opslag op de gebouwprestatie te erkennen. In Bijlage I, onderdeel 5 (e en f) van de richtlijn wordt opslag expliciet genoemd als factor die een rol moet spelen in de bepaling van de energieprestatie.
Tot 2030 gebeurt dit in Nederland op pragmatische wijze: omdat de huidige indicator – primair fossiel energiegebruik – niet goed kan omgaan met opslag (aangezien alle zelfopgewekte elektriciteit al van het energiegebruik wordt afgetrokken), wordt een alternatieve benadering toegepast. Gebouwen die beschikken over een bepaald minimaal vermogen aan opslagcapaciteit krijgen tot circa 2% verbetering in hun energieprestatieberekening toegekend. Hiermee stimuleert de regelgeving proactieve investering in opslagcapaciteit, zonder de noodzaak van een complexe rekensystematiek.
Warmteopslag in gebouwautomatiseringssystemen
EPBD IV gaat verder dan alleen energieprestaties. In de herziene artikelen 3.145a en 4.160g van het Bbl wordt een expliciete koppeling gelegd tussen opslag en gebouwautomatiseringssystemen (GACS). Deze systemen moeten niet alleen de energie-efficiëntie bewaken, maar ook de “opwekking, distributie, opslag en het gebruik van energie” kunnen controleren. Dit omvat ook waterzijdig inregelen van warmte en koude, alsmede de mogelijkheid om op externe signalen – zoals netbelasting of prijsprikkels – te reageren.
Voor woningbouw betekent dit dat installaties op termijn steeds vaker worden uitgerust met sensoren, data-analyse en aansturingsfunctionaliteit die opslagmogelijkheden optimaal benutten. Het monitoring- en responsieve karakter van GACS maakt seizoensopslag, hybride warmtesystemen en demand response binnen handbereik.
Implementatie: verplichtingen, prikkels en overgangsrecht
Hoewel veel wijzigingen uit de EPBD IV via het Bbl en Bkl juridisch bindend worden, worden installateurs en gebouweigenaren tot 2030 in staat gesteld om ervaring op te doen met de nieuwe eisen zonder directe sancties. De waardering van opslag wordt in deze overgangsperiode beleidsmatig gestimuleerd, maar nog niet volledig verankerd in de energie-indicatoren. Dit geeft ruimte aan innovatie en schaalvergroting in de markt voor opslagtechnologieën.
Tegelijkertijd worden reeds eisen gesteld aan het ontwerp van nieuwe gebouwen: zij moeten zodanig worden ontworpen dat zonne-energie optimaal kan worden benut, en opslag kosteneffectief kan worden geïntegreerd. Ook in bestaande gebouwen boven de 500 m² waarvoor een ingrijpende renovatie plaatsvindt, gelden verplichtingen voor de opwekking en gebruik van duurzame energie, met opslag als deeloplossing
Concluderend
EPBD IV markeert een omslagpunt voor de rol van energieopslag – met name warmteopslag – in de gebouwde omgeving. De technische en juridische erkenning van opslag als essentieel onderdeel van het energiesysteem biedt enorme kansen voor ontwikkelaars, installateurs en energieadviseurs. In combinatie met gebouwautomatisering en hernieuwbare opwekking ontstaat een gelaagd en flexibel systeem waarin opslag fungeert als spil tussen comfort, duurzaamheid en systeemstabiliteit.
Energy Storage NL verwelkomt deze ontwikkelingen en benadrukt het belang van een voortvarende én realistische implementatie. Alleen zo kunnen we de ambities van het Klimaatakkoord en de Europese Green Deal vertalen naar tastbare innovatie op gebouwniveau.
Laatste nieuws

EPBD IV en Energieopslag: Europese richtlijn zet volgende stap in energietransitie van gebouwen
30 juli 2025
Ore Energy schrijft geschiedenis met eerste op het net aangesloten ijzer-lucht-batterijsysteem
30 juli 2025